Niet gecategoriseerd

Tramremise Amstelveenseweg

Tramremise Amstelveenseweg 134, december 2020.
Bouwtekening. Amstelveenseweg 134, A. Salm, 1884.

Inleiding

In Amsterdam staan veel interessante gebouwen, maar een van de meest interessante gebouwen is naar mijn mening wel de oude paardentramremise aan de Amstelveense weg. Interessant omdat het apart is, anders. Als je er langs komt dan trekt het gebouw gelijk je aandacht. Een mooi voorbeeld van de Russische nationale stijl, ontworpen door de architect Abraham Salm in 1884. De tramremise is gebouwd voor de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij. De remise werd gebouwd aan het einde van de lijn Leidseplein-Amstelveenseweg. Die lijn liep over de Overtoom en had de laatste halte voor de ingang van het Vondelpark. De remise ligt als een grote T in het bouwblok. De stallen, voor 48 paarden, lagen tussen Eerste Schinkelstraat 16 en Schinkelhavenstraat 27.

Het is een uniek gebouw in Amsterdam, en ik ben gaan zoeken naar hoe het komt dat dit gebouw op deze plaats is neergezet? Wat is de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij? En hoe kwamen zij erbij om een tramremise in een Russische architectuurstijl te laten bouwen aan de Amstelveenseweg?

Stationsplein. Rechts: (gedeeltelijk) hoofdingang Centraal Station. In het midden op de voorgrond: een paardentram van de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij (A.O.M.), Ca. 1900.

A.O.M.

Toen in 1839 de eerste Nederlandse treinverbinding werd geopend tussen Amsterdam en Haarlem, werd ook voor het eerst de omnibus in Amsterdam geïntroduceerd. Daarvoor bestond er geen openbaar vervoer in Amsterdam. De omnibus, ofwel de bus voor iedereen, was een paardenbus. Een koets voor zo’n twaalf tot twintig personen die op vaste tijden over een vaste route reed.

De eerste omnibus onderneming was de Amsterdamsche Omnibus-Onderneming (A.O.O.). Deze onderneming had een contract met de spoorwegmaatschappij afgesloten en had aansluiting op alle Veerschepen, Trekschuiten en stoomboten die in Amsterdam aankwamen. Het kantoor van de A.O.O. stond in het eerste treinstation van Amsterdam: Station d’Eenhonderd Roe, net buiten de Haarlemmerpoort.

De A.O.O. (1839-1884) was niet de enige exploitant van paardenomnibussen in Amsterdam in de negentiende eeuw. Zo waren er ook:
– Omnibus Onderneming “De Batavier” (1839-1840)
– Diligence Onderneming J.P. Koens (1843-1874)
– A.Langeveld  (1844)
– H.S. van Heumen (1844)
– J.W.F. Weijzers (1853-1854)
– A. Augustin (1854)
– C. Langeveld (1874-1877)
– P. Bresser (1856)
– Amsterdamsche Tram Omnibus Maatschappij (A.T.O.M.) (1890-1891)
– Amsterdamsche Centrale Tram Omnibus Onderneming (A.C.T.O.O.) (1890-1891)
– Amsterdamsche Omnibus Maatschappij(A.O.M.)(1971-1900)

Paaardentram (wagen nr. 48) voor aflevering. De A.O.M.

De Amsterdamsche Omnibus Maatschappij(A.O.M.) werd in 1871 opgericht. Het initiatief tot oprichting van de A.O.M. kwam van de Amsterdamse uitgever K.H. Schadd (eerste directeur), A. Caramelli, F.J.W.H. Schmitz, W. Ramann en Artis-directeur G.F. Westerman. Zij woonden in de Plantage, die in die tijd inderdaad nog een plantage was, en vonden het bezwaarlijk om dagelijks lopend of in een huurrijtuig naar hun werk in het centrum van Amsterdam te gaan.

De eerste omnibuslijn van de A.O.M. ging van de Dam naar de Plantage, maar snel volgde er meer lijnen. Eerst nog met de paardenbus, maar in 1875 verscheen de paardentram in het Amsterdamse straatbeeld. De A.O.M. exploiteerde toen al drie jaar enkele lijnen met omnibussen: door paarden getrokken wagens, zonder rails. In andere steden had men echter al gemerkt dat rijtuigen op rails aanmerkelijk comfortabeler waren dan de omnibussen, vooral in straten met keien. Het was duidelijk dat de bestrating van Amsterdam voor problemen zorgde, de paardentram zou hierin een oplossing zijn. Rails werden snel door de hele stad gelegd en verbonden elke hoek van de stad. Halten kende de paardentram nog niet. Tot de invoering van een systeem van vaste halteplaatsen in 1902 kon de passagier op elk gewenst punt in- of uitstappen.

Amstelveenseweg 134, 1890.

Overname gemeente Amsterdam

De O.A.M. heeft 29 jaar bestaan, in 1900 werd de maatschappij door de gemeente overgenomen. De gemeente was aan het einde van de negentiende eeuw begonnen met het overnemen van de openbare nutsbedrijven. Zo nam de gemeente het waterbedrijf, het gasbedrijf, het elektriciteitsbedrijf, de telefoondienst en de reinigingsdienst over. De overname van de tram was het sluitstuk van deze ontwikkeling. De A.O.M. werd met deze overname de Gemeentetram.

De gemeente werd eigenaar van:
– 242 tramwagens,
– 758 paarden,
– 777 man personeel in vaste dienst en 45 in tijdelijke dienst,
– 56 km aan spoor.

De A.O.M. had in totaal 20 gebouwen, waaronder tramremises op de Plantage Muidergracht, Overtoom , Stadhouderskade, Linnaeusstraat, Weesperzijde, Droogbak, Amsteldijk, Roetersstraat, Brouwersgracht, Willemsparkweg en de Amstelveenseweg. Tegen het einde van de eeuw reed de A.O.M. op vijftien lijnen. Vrijwel elke lijn had een eigen remise.

Getuigschrift uitgereikt aan koetsier B.A. Berendsen bij 10 jaar trouwe dienst bij de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij (AOM), 1893.
Halte bij Café Schinkelhaven. Gezien vanaf de Oranje Nassaulaan in noordwestelijke richting, ca. 1915.

Amstelveensweg

Aan het eind van de Overtoomse Vaart was bij het begin van de Amstelveenseweg al sinds de Middeleeuwen een buurtje bij de Schinkel. Deze buurt werd ook wel Dubbele Buurt genoemd. Het gebied ten oosten van de Schinkel behoorde tot de gemeente Nieuwer-Amstel waarna het in 1896 door de gemeente Amsterdam werd geannexeerd.

Het Vondelpark en de omliggende straten gaven de ruimte voor nieuwe architectuur, nieuwe vormen zoals de plezier- en vermaak architectuur. Voorbeelden hiervan zijn het paviljoen(1881), het Melkhuis (1874), De Zevenlandenhuizen(1894), Het Broekerhuis(1881), en café Schinkelhaven(1888).

Het project werd als volgt aanbesteed: “Het maken van een stal voor 48 Paarden, met smederij en woning, op een terrein aan de Visserstraat en Schinkelhaven, te Nieuwer-Amstel”. De Visserstraat was de naam van de Eerste Schinkelstraat toen die nog in de gemeente Nieuwer-Amstel lag.

De tramremise past in die zin in het rijtje van eclectische architectuurstijlen zoals die zijn gebruikt in de omgeving, maar bij de bouw van de façade van dit gebouw is er wel een stukje verder gegaan. De Russische nationale stijl is niet een stijl die je op deze wijze verder terug ziet in Amsterdam. Alleen een van de Zevenlandenhuizen in de Roemer Visscherstraat heeft nog een Russische architectuurstijl maar deze is veel soberder dan bij de tramremise. De architect Abraham Salm had zich verdiept in de Russische architectuur. Op het Russische platteland domineert het houten boerenhuis – izba in het Russisch, waardoor deze bouwstijl ook wel izba-stijl genoemd wordt.

Tramremise Schinkelhaven, Amstelveenseweg 134. Presentatietekening, ca. 1883.
A. Salm, c.a. 1880.

Architect Abraham Salm

Abraham Salm (1857-1915) was de zoon van architect Gerlof Salm en Bregtje Maria Salm. Na zijn opleiding aan de HBS verliet hij in 1978 Nederland om in Parijs te gaan werken. Via de zoon van de directeur van de A.O.M., de architect J.H. Schmitz, kwam Salm bij Émile Vaudremer terecht. Toen hij daar een half jaartje gewerkt had, besloot Salm, op aanraden van Schmitz, naar de École des Beaux-Arts te gaan.

Vanuit Parijs adviseerde Abraham zijn vader bij zijn ontwerpen van bijvoorbeeld de kerk van de Vrije Gemeente (Paradiso). In een brief aan zijn vader verkondigde Salm zijn architectonische uitgangspunten: ”t Ware schoon in een bouwkundig ontwerp is:

  • Het silhouet moet goed zijn
  • De proporties moeten goed zijn
  • Er moet een harmonische verdeling zijn van de ramen en deuren
Amstelveenseweg 134-136. Gereformeerde Kerk ook wel Schinkelkerk genaamd en tramremise van de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij (A.O.M.). ca. 1920.
Op nummer 136 de Schinkelkerk; op nummer 134 voormalige tramremise van de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij (A.O.M.) en op nummer 132 dansschool Oostveen, 1950.

Op 30 december 1880 keerde Salm definitief terug naar Nederland. Hij had zijn opleiding in Parijs niet afgemaakt, deels omdat hij het ontgroeid raakte, deels omdat hij dacht voldoende geleerd te hebben om met zijn vader Architectenbureau Salm voort te kunnen zetten. Hoe de werkverdeling er in de praktijk uit zag is moeilijk vast te stellen. In vergelijking met zijn vader gebruikte Abraham vaker classicistische motieven, maar ook was hij vrijer en uitbundiger in het combineren van verschillende stijlen. Deze eclectische opvatting beoefende hij op overtuigende wijze. Gedurende de jaren tachtig nam Abraham steeds meer van zijn vaders opdrachtgevers over. Vader en zoon hebben, met name in Amsterdam, veel gebouwd. In het algemeen worden de ontwerpkwaliteiten van Abraham meer gewaardeerd dan die van zijn vader.

Als zelfstandig architect vestigde hij zijn naam definitief met de herenhuizen aan de Weesperzijde (1886-1887). Dit was de voorbode tot zijn alom geprezen ontwerp: het Woonhuis met koetshuis aan de Herengracht 380-382 voor de steenrijke tabaksplanter J. Nienhuys. Nienhuys en veel andere rijken ontvluchtten de mede door de industrie slechter bewoonbaar wordende stad. Salm bouwde voor hen, en voor zichzelf, comfortabele villa’s in verschillende stijlen.

De opdracht voor het ontwerpen van de tramremise aan de Amstelveense weg kwam niet uit het niets. Abraham kende de zoon van de directeur Schmitz van de A.O.M. goed en ook een van de andere bestuurders van de O.A.M. was een bekende: G.F. Westerman. Westerman was directeur van Artis en vader en zoon Salm hebben daar meerdere gebouwen voor ontworpen. Voor de A.O.M. ontworpen Abraham en zijn vader ook gebouwen aan de Plantage Muidergracht, Linnaeusstraat, en Weesperzijde.

Tramremise Schinkelhaven, Amstelveenseweg 134. Presentatietekening, 1883 ca
Schinkelhavenstraat 27. Bouwen van een stalgebouw voor 46 paarden en woning. A. Salm, 1883.
Eerste Schinkelstraat 16. Bouwen van een stalgebouw voor 46 paarden en woning. A. Salm, 1883.

Russische inspiratie

Voor de tramremise heeft Salm zich laten inspireren door de Russische nationale bouwstijl. Zijn ontwerp voor het gebouw tonen veel overeenkomsten met ontwerpen van de Russische architect en schilder Viktor Hartmann. Hartmann is samen met Ivan Ropet een van de eerste architecten die de traditionele Russische motieven. Ze hadden bijvoorbeeld op de wereldtentoonstellingen in Wenen (1873)en Parijs (1878) de Russische paviljoens ontworpen. Zij kwamen naar de wereldtentoonstelling om hun ideeën over de traditionele Russische nationale architectuurstijl te propaganderen. Het is goed mogelijk dat Salm de Russische architectuurstijlen daar heeft gezien en later als inspiratiebron voor de tramremise heeft gebruikt.

Amstelveenseweg 134. Bouwen van een remise, 1884.
Tramremise voor de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij (A.O.M.), 1987.

Functie

Aan de Amstelveenseweg 134 was de ingang voor de trams, aan de Eerste Schinkelstraat 16 was de hoefsmederij en aan Schinkelhavenstraat 27 woonde de stalbaas. In 1900 werd de O.A.M. overgenomen door de gemeente Amsterdam. De tramremise bleef zodoende nog een aantal jaren in gebruik. In 1904 werd deze paardentramlijn vervangen door de elektrische tramlijn 1 en verloor het gebouw zijn functie. Het gebouw werd daarna als garage gebruikt.

Van 1927 tot 1942 was hier een brandweerpost gevestigd, die overkwam van het Wilhelmina Gasthuis (Nicolaas Beetsstraat). Van Sjoerd, Coördinator Programma van OCCII, heb ik te horen gekregen dat tijdens de Tweede Wereldoorlog het gebouw een onderkomen is geweest voor Duitse soldaten. Na de oorlog had de Gemeentelijke Woningdienst Amsterdam er een werkplaats gevestigd, en vanaf 1984 werd het gebouw gekraakt. Vijf jaar later sloot de gemeente een overeenkomst met de krakers over het gebruik. Nu huist hier concertzaal OCCII.

Café in de voormalige tramremise van de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij, 1997.
Theater in de voormalige tramremise van de Amsterdamsche Omnibus Maatschappij, 1997.

De OCCII (Onafhankelijk Cultureel Centrum In It) is een concertzaal voor alternatieve en onafhankelijke muziek. De organisatie ligt grotendeels in handen van vrijwilligers en heeft haar wortels in de kraakbeweging. De concertzaal maakt sinds 1992 onderdeel uit van het complex De Binnenpret: boven de concertzaal aan de Amstelveenseweg 134 was vroeger een café, de Kasbah.

Op het achterliggende terrein, toegankelijk via de Eerste Schinkelstraat 14-16 en Schinkelhavenstraat 27, is er een restaurant (MKZ), een bibliotheek (Bollox), een kindertheater (Kinderpret), een fietsenwerkplaats (Farafina), een hackerspace (LAG) oefenstudio’s, ateliers en een binnenhof. Door de jaren heen heeft OCCII zich ontwikkeld tot een uniek muziekpodium annex kindertheater.

In 2010 hebben de vrijwilligers van OCII de façade van de oude tramremise aan de Amstelveenseweg weer in oude stijl laten restaureren.

Amstelveenseweg 132-136, ca. 1995.

“OCCII heeft als doel het creëren en in stand houden van een multifunctioneel cultureel ontmoetingscentrum voor met name minder draagkrachtige personen en groepen; het realiseren, ondersteunen en stimuleren van vernieuwende initiatieven betreffende sociaal-culturele activiteiten en podiumkunsten.”

Tramremise Amstelveenseweg 134, december 2020.
Tramremise Amstelveenseweg 134, december 2020.

4 gedachten over “Tramremise Amstelveenseweg

  1. Hallo, mooi artikel!
    Nog ff over periode na ’42. Wij hebben van onze voormalige buren, dansschool Oostveen begrepen dat er Duitse soldaten sliepen tijdens de bezetting… en na de tweede wereld oorlog heeft Woningbouw bedrijf Amsterdam er hun werkplaats gehad (vooral houtwerk) tot begin 1984, toen zijn ze verhuist naar een werkplaats/loods in Noord.

    mvg, sjoerd (Coördinator Programma OCCii)

    1. Beste Sjoerd,

      Dank je voor je reactie, het doet me ontzettend goed om te horen dat je het een leuk artikel vindt. Ik zal een stukje over de periode na ’42 gaan toevoegen, heb je toevallig ook enig idee welk Woningbouw bedrijf/vereniging het is geweest?

      Met vriendelijke groet,

      Thomas

Laat een reactie achter bij sjoerdReactie annuleren